3. Afschaffen jaarloonuitvraag

De jaarloonuitvraag is in 2006 ingevoerd naar aanleiding van de problemen met de gegevensleveringen uit de polisadministratie voor de belasting- en premieheffing en de toeslagen. Via de jaarloonuitvraag kan de Belastingdienst bij ontbrekende of onjuiste aangiftegegevens na afloop van het kalenderjaar bij de inhoudingsplichtige de jaarloongegevens van zijn werknemers opvragen.
Sinds de invoering per 2006 zijn veel verbeteringen doorgevoerd in de loonaangifteketen, zowel bij werkgevers als bij de Belastingdienst en het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV). Gezien de borging van de tijdigheid en volledigheid van de loonaangiftegegevens door de extra aandacht bij de reguliere loonaangiften biedt de jaarloonuitvraag volgens de Belastingdienst en het UWV inmiddels geen toegevoegde waarde meer. Het in stand houden van de mogelijkheid van jaarloonuitvraag vraagt echter jaarlijks wel om aanpassingen in de techniek bij zowel softwareontwikkelaars als bij de Belastingdienst. Voor aansluiting op technische ontwikkelingen zouden zelfs extra investeringen nodig zijn. Om deze redenen wordt de mogelijkheid van de Belastingdienst om een jaarloonuitvraag te doen, met ingang van 1 januari 2017 afgeschaft.
(Fiscale vereenvoudigingswet 2017)

2. Wijziging van de eerste tariefschijf van de vennootschapsbelasting

De eerste tariefschijf van de vennootschapsbelasting van 20% wordt in 2018 verlengd van € 200.000 naar € 250.000, in 2020 van € 250.000 naar € 300.000 en in 2021 van € 300.000 naar € 350.000.
Van de verlenging van de Vpb-tariefschijf profiteert het gehele in Nederland actieve bedrijfsleven en in het bijzonder het midden- en kleinbedrijf. De schijfverlenging maakt tevens het opbouwen van nettovermogen in de bv aantrekkelijker.
(Belastingplan 2017)

1. Stimulering startup’s

Het kabinet stelt vanaf 2017 € 50 miljoen per jaar beschikbaar voor de stimulering van start-ups/mkb.
Onder de huidige gebruikelijkloonregeling wordt het belastbare loon van directeuren-grootaandeelhouders ten minste gesteld op het hoogste van de volgende bedragen:
a. 75% van het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking;
b. het hoogste loon van de werknemers die in dienst zijn van hetzelfde bedrijf of van met het bedrijf verbonden bedrijven;
c. € 44.000 (bedrag 2016).
Volgens de start-upsector is het internationaal gebruikelijk dat de dga in de eerste jaren afziet van loon zodat de middelen in de onderneming kunnen worden geïnvesteerd.
Voor dga’s van (startende) ondernemingen met lage of geen winst is het onder omstandigheden mogelijk het loon in overleg met de Belastingdienst op een lager bedrag vast te stellen dan bij dga’s van andere ondernemingen.
Dat proces wordt door sommige start-ups ervaren als tijdrovend met een onzekere uitkomst. Vanwege deze door de start-upsector ervaren knelpunten van de gebruikelijkloonregeling wordt deze fiscale regeling versoepeld.
Vanaf 2017 mag het belastbare loon van directeur-grootaandeelhouders (dga’s) van innovatieve start-ups voor de toepassing van de gebruikelijkloonregeling worden vastgesteld op het wettelijke minimumloon. Dit zal mogelijk worden gemaakt voor dga’s van bedrijven die speur- en ontwikkelingswerk verrichten en voor de toepassing van de S&O-afdrachtvermindering als starter worden aangemerkt.

Daarnaast wordt het voor innovatieve start-ups gemakkelijker om aandelenoptierechten uit te betalen aan werknemers. Hierdoor kunnen werknemers participeren in de start-up, de doorgroei en waardeontwikkeling van de onderneming. Start-ups hebben vaak niet voldoende mogelijkheden om meer salaris te betalen en weinig liquiditeit. Met dit amendement krijgen zij meer flexibiliteit en worden innovatieve starters gericht ondersteund.
(Belastingplan 2017)

  • 1
  • 2