3. Sponsoring

Praktijkvraag: Sponsoring is een belangrijke bron van inkomsten voor mijn vereniging. Moeten wij de sponsor voor onze tegenprestatie, naamsbekendheid, wel of geen btw in rekening brengen?

Voor sportclubs kan sponsoring een belangrijke bron van inkomsten zijn. U kunt te maken krijgen met verschillende vormen van sponsoring:
• sponsoring in geld
Een sponsor geeft u een bijdrage in geld. Als tegenprestatie maakt u bijvoorbeeld in uw clubblad reclame voor de sponsor.
• sponsoring in natura (bartering)
Een sponsor geeft u een bijdrage in natura, bijvoorbeeld in de vorm van sportkleding of etens- en drinkwaren. In ruil hiervoor krijgt de sponsor bijvoorbeeld reclameborden langs het sportveld. Of hij krijgt naamsbekendheid doordat zijn naam op de sportkleding staat.

Bij sponsoring zijn er voor de btw 2 mogelijkheden:
• U komt niet uit boven de maximumomzet van € 50.000 voor fondswervende diensten. U hebt dus vrijstelling van de btw en u stuurt de sponsor een factuur zonder btw voor de reclame die u voor hem hebt gemaakt.
• U komt uit boven de maximumomzet van € 50.000 voor fondswervende diensten. U stuurt de sponsor een factuur met btw voor de waarde van de tegenprestatie.
Voorbeeld
U krijgt gratis kleding van een sponsor. De sponsor stuurt u daarvoor een factuur. Dat is een factuur met btw. Uw tegenprestatie bestaat uit het maken van reclame. U stuurt uw sponsor daarvoor een factuur. Omdat u gebruik maakt van de btw-vrijstelling, is dit een factuur zonder btw.

2. Onterechte extrapolatie van uitkomsten onderzoek naar andere jaren

X bv is een particuliere beveiligingsorganisatie. Haar activiteiten bestaan in hoofdzaak uit het ter beschikking stellen van personeel voor beveiligingswerkzaamheden. X bv heeft ten aanzien van een aantal werknemers afdrachtvermindering onderwijs als bedoeld in artikel 14, lid 1, aanhef en onderdelen a en e, Wva toegepast. Bij X bv is een boekenonderzoek gestart. Onderzocht is of X bv heeft voldaan aan de formele vereisten op grond van de Wva en of de opleiding daadwerkelijk is genoten. Het controlerapport ziet op de aanvaardbaarheid van de aangiften loonheffingen over de periode van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2013. Het boekenonderzoek is beperkt gebleven tot het jaar 2012. Volgens het onderzoek is in 2012 ten onrechte een bedrag van € 11.283 aan afdrachtvermindering geclaimd. Dit bedrag is 15% van het totaal in 2012 geclaimde bedrag. De uitkomsten van dat onderzoek zijn naar de overige jaren geëxtrapoleerd. Hof Den Haag oordeelt dat geen grond voor extrapolatie bestaat omdat de Inspecteur onvoldoende feitelijke gegevens heeft aangevoerd op grond waarvan er aanleiding is te veronderstellen dat de tijdens het onderzoek geconstateerde fouten zich ook in de andere jaren hebben voorgedaan. Rechtbank Den Haag heeft de naheffingsaanslagen over de jaren 2009, 2010, 2011 en 2013 en boetebeschikkingen terecht vernietigd. (Hof Den Haag, nr. 16/00267 t/m 16/00270)

1. Afwaardering vordering; geen bewijs van incassomaatregelen nodig

X bv (hierna: X) is van oordeel dat de winst over het jaar 2012 moet worden verminderd met € 125.000 vanwege een afwaardering van een vordering op (E) uit Denemarken. De Inspecteur vindt het op zichzelf geen probleem om in 2012 tot afwaardering van de vordering over te gaan, indien aannemelijk zou zijn dat de betaling van de factuur niet afgedwongen bleek te kunnen worden. De verklaringen van X zijn volgens de Inspecteur hiervoor niet voldoende. Volgens hem is het nodig dat X met stukken aannemelijk kan maken dat incassopogingen zijn gedaan en dat deze zijn mislukt. Rechtbank Gelderland is echter van oordeel dat in het onderhavige geval dergelijke stukken over ondernomen en mislukte incassopogingen niet nodig zijn voor de afwaardering. Voor het bepalen van de waarde van een vordering is beslissend het subjectieve oordeel dat X zich omtrent de waarde daarvan heeft gevormd en redelijkerwijze heeft kunnen vormen na een nauwgezet onderzoek van de omstandigheden waardoor de waarde van de vordering op de balansdatum kan worden beïnvloed. Daarbij geldt als uitgangspunt dat een vordering voor de nominale waarde wordt opgenomen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. In dit verband kan relevant zijn dat de schuldenaar niet kan of niet wil betalen. Goed koopmansgebruik kan dan meebrengen dat geen bedrag ter zake van het vorderingsrecht tot de winst wordt gerekend. 
In het onderhavige geval zijn er naar het oordeel van de Rechtbank voldoende bijzondere omstandigheden aanwezig om de vordering af te waarderen, omdat aannemelijk is dat X wegens geldgebrek en een hoog procesrisico ervan heeft afgezien om tot een incassotraject over te gaan. Dit is het subjectieve oordeel van X geweest en dat oordeel heeft zij redelijkerwijze kunnen vormen. Aannemelijk is namelijk dat de factuur niet zal worden betaald, aldus de Rechtbank.
(Rechtbank Gelderland nr. 15/2168

  • 1
  • 2