3. Overgangsregeling stamrechtvrijstelling niet van toepassing 


X (belanghebbende) heeft in mei 2013 van zijn ex-werkgeefster een ontslagvergoeding van € 154.955 ontvangen. Deze is met goedkeuring van de Belastingdienst met toepassing van de stamrechtvrijstelling in zijn stamrecht-bv gestort.

De kantonrechter heeft de ex-werkgeefster in 2014 veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding wegens kennelijk onredelijke opzegging van de arbeidsovereenkomst. De ex-werkgeefster heeft de schadevergoeding onder inhouding van loonbelasting overgemaakt naar de stamrecht-bv van X.

X bepleit in deze procedure tevergeefs dat ook op dit bedrag (verder: de schadevergoeding) de stamrechtvrijstelling van toepassing is.

De stamrechtvrijstelling is per 1 januari 2014 vervallen en de schadevergoeding is pas daarna genoten.
 Aangezien voor de schadevergoeding geen genietingsmoment in 2013 is aan te wijzen kan de stamrechtvrijstelling slechts van toepassing zijn op grond van de in artikel 39f, lid 1 Wet LB 1964 opgenomen overgangsregeling, oordeelt Hof Den Bosch.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft terecht geoordeeld dat X op 31 december 2013 nog geen aanspraak had op het bedrag van de schadevergoeding, zodat niet is voldaan aan de voorwaarde van artikel 39f, lid 1 Wet LB 1964 dat sprake moet zijn van een bestaande aanspraak. De schadevergoeding was op die datum evenmin bepaalbaar. Het Hof ziet geen aanleiding voor een extensieve interpretatie van de overgangsregeling. Er is terecht loonbelasting ingehouden bij de uitbetaling van de schadevergoeding. 
De overgangsregeling is volgens het Hof ook niet in strijd met het gelijkheidsbeginsel van artikel 14 EVRM en er is ook geen algemeen beginsel van behoorlijk bestuur geschonden.
(Uitspraak Hof Den Bosch, 16/03482/ECLI:NL:GHSHE:2017:3957)