8. Gemeenten heffen € 9,7 miljard in 2018

Gemeenten verwachten in 2018 € 9,7 miljard aan gemeentelijke heffingen te innen. Dit is 2,5 procent meer dan in 2017. De onroerendezaakbelasting (OZB) levert alle 380 gemeenten dit jaar naar verwachting € 4 miljard op. Dat meldt het CBS op basis van de gemeentelijke begrotingen voor 2018.
De OZB, de rioolheffing en de reinigingsrechten en afvalstoffenheffing zijn de belangrijkste gemeentelijke heffingen. Samen zijn ze met ruim € 7,3 miljard goed voor 75 procent van alle heffingen.
De opbrengst van de OZB stijgt dit jaar met 2,5 procent naar € 4 miljard. De OZB betreft niet alleen de belasting op woningen, maar ook die op niet-woningen, zoals bedrijfspanden. Iets meer dan de helft van de OZB wordt geïnd op woningen. De vier grote steden Rotterdam (€ 242 miljoen), Amsterdam (€ 167 miljoen), Utrecht (€ 98 miljoen) en Den Haag (€ 86 miljoen) hebben de hoogste opbrengsten uit de OZB begroot. Gemiddeld maakt de OZB voor gemeenten 40,7 procent uit van de totale heffingen.
De begrote opbrengst van de reinigingsrechten en afvalstoffenheffing daalt dit jaar met 0,2 procent tot iets meer dan € 1,7 miljard, aldus het CBS.

7. Fouten in overzichten uitstelverzoeken

Er zijn onjuiste overzichten verstuurd aan een aantal belastingconsulenten. De dagtekening van deze foutieve overzichten is 2 maart 2018.
Het gaat om 'afgewezen en niet in behandeling genomen uitstelverzoeken' inkomstenbelasting 2017 en vennootschapsbelasting 2017. Dit is een deel van de 'Uitstelregeling belastingconsulenten'.
In de overzichten staan enkele uitstelverzoeken betiteld als afgewezen, waarvoor de Belastingdienst wel uitstel heeft verleend. Op dit moment onderzoekt de Belastingdienst of nog meer onjuiste gegevens in deze overzichten verstuurd zijn.
Heeft deze verstoring u geraakt? Dan informeert de Belastingdienst u zo spoedig mogelijk.

6. Gaat u aangifte IB 2017 doen? Lees eerst deze 10 aandachtspunten (Deel 1)

Vanaf 1 maart kunt u voor uw klant aangifte IB doen voor belastingjaar 2017In 2 handreikingen zetten we de 10 belangrijkste aandachtspunten onder elkaar. In dit 1e deel behandelen we de volgende 5 onderwerpen:
1. Onderlinge verdeling inkomensbestanddelen
2. Fiscale gevolgen echtscheiding
3. Cryptovaluta
4. Inkomensafhankelijke combinatiekorting
5. Bijleenregeling eigen woning

1. Onderlinge verdeling inkomensbestanddelen
Fiscale partners kunnen een aantal gemeenschappelijke inkomensbestanddelen verdelen. Dit geldt zowel voor inkomensbestanddelen van box 1 als box 3. Om deze onderlinge verdeling toe te passen, moeten de partners het hele jaar elkaars fiscale partner zijn.
Zijn de partners maar voor een deel van het jaar elkaars fiscale partner? Dan kunnen zij ervoor kiezen om toch het hele jaar als elkaars fiscale partner aangemerkt te worden. Hierdoor kunnen zij alsnog de gemeenschappelijke inkomensbestanddelen onderling verdelen.
De belastingplichtige en zijn fiscale partner moeten samen 100% van de totale inkomensbestanddelen en de gezamenlijke grondslag van sparen en beleggen aangeven.
De belangrijkste elementen die fiscale partners onderling kunnen verdelen zijn:
• het saldo van de inkomsten en aftrekposten van de eigen woning
• de aftrek vanwege geen of een kleine eigenwoningschuld
• de gezamenlijke grondslag sparen en beleggen (box 3)
• het (restant) persoonsgebonden aftrek
De fiscale partners kunnen de onderlinge verdeling nog wijzigen zolang de definitieve aanslagen van beide partners nog niet onherroepelijk zijn geworden. Een aanslag is onherroepelijk als de termijn van 6 weken voor bezwaar, beroep, hoger beroep of cassatie is verstreken.

2. Fiscale gevolgen echtscheiding
Als uw klant in 2017 is gescheiden, heeft dit fiscale gevolgen. Let hierbij op de volgende punten:
• Hoe zijn de fiscale afspraken in het echtscheidingsconvenant? De aangifte moet u conform deze afspraken verzorgen.
• Is er een gezamenlijke eigen woning? Dan speelt het begrip woongenot een belangrijke rol. De waarde van het woongenot is gelijk aan het eigenwoningforfait. Blijft na de scheiding een van de partners in de gezamenlijke eigen woning wonen en heeft hij een deel van de woning in eigendom? Dan geldt het andere deel als ‘ontvangen woongenot'. De blijvende partner moet het ontvangen woongenot opgeven als ontvangen alimentatie. De vertrekkende partner kan het verstrekte woongenot in aftrek brengen.
De Belastingdienst ziet regelmatig de fout dat de vertrekkende partner het verstrekte woongenot in aftrek brengt maar dat de blijvende partner het ontvangen woongenot niet opgeeft. Wij verzoeken u hier extra aandacht aan te besteden bij de aangifte van uw klant.
Meer informatie vindt u:
• op de pagina Scheiden op www.belastingdienst.nl. Bijvoorbeeld: een praktische checklist en informatie over de gevolgen voor toeslagen.
• in de handreiking Scheiden en fiscaliteit: veelgemaakte fouten bij de aangifte IB op het Forum Fiscaal Dienstverleners.

3. Cryptovaluta in box 3
Een actueel onderwerp is cryptovaluta. Virtuele betaalmiddelen, zoals bitcoins, vertegenwoordigen een bepaalde waarde. Cryptovaluta kunt u – net als euro’s – gebruiken om betalingen mee te doen. Als waarde geldt de waarde in het economische verkeer op de peildatum. Hierbij moet uw klant de koers gebruiken van de voor hem meest gebruikelijke beurs.

4. Inkomensafhankelijke combinatiekorting
De inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) is van toepassing op werkende alleenstaande ouders en minstverdienende partners met een of meer kinderen jonger dan 12 jaar.
Uw klant komt voor deze heffingskorting in aanmerking als aan de volgende voorwaarden is voldaan:
• Uw klant ontvangt in 2017 méér dan € 4.895 aan winst uit onderneming, loon uit dienstbetrekking of resultaat uit overige werkzaamheden. Of uw klant komt in aanmerking voor de zelfstandigenaftrek.
• Uw klant en zijn kind staan ten minste 6 maanden op hetzelfde woonadres ingeschreven. Het adres moet bekend zijn bij de Basisregistratie Personen. Daarnaast is het kind op 1 januari jonger dan 12 jaar.
• Uw klant heeft géén fiscale partner. Als sprake is van fiscaal partnerschap, heeft degene met het laagste arbeidsinkomen recht op de heffingskorting.
2 belangrijke aandachtspunten bij deze heffingskorting gaan over het begrip kind en co-ouderschap.
Kind
Voor het begrip kind maakt het niet uit of het kind al dan niet een eigen kind is. Hieronder ziet u wat wij verstaan onder het begrip kind:
• een eigen kind
• een stiefkind
• een pleegkind, alleen als uw klant deze opvoedt en onderhoudt als eigen kind
• een geadopteerd kind
• een kind uit een eerdere relatie
• een kind van een fiscale partner waar uw cliënt mee samenwoont
Bij een pleegkind gelden 2 bijzonderheden:
• Krijgt uw klant voor het pleegkind een (kostendekkende) vergoeding? Dan is voor de Wet inkomstenbelasting 2001 geen sprake van een pleegkind en komt uw klant niet in aanmerking voor de IACK.
• Het begrip 'onderhouden' houdt in dat uw klant in belangrijke mate bijdraagt in de kosten van levensonderhoud voor het pleegkind. Voor 2017 zijn deze kosten van levensonderhoud vastgesteld op € 416 per kwartaal.
Co-ouderschap
Is bij uw klant sprake van co-ouderschap? Dan is dit een uitzondering op bovenstaande voorwaarden. Doorgaans heeft de co-ouder bij wie het kind staat ingeschreven recht op de heffingskorting. De andere co-ouder kan ook recht hebben op de inkomensafhankelijke combinatiekorting als het kind doorgaans ten minste 3 hele dagen per week in elk van de huishoudens verblijft. Uw klant voldoet ook aan deze eis als het kind om de week bij de ene en de andere ouder verblijft. Dit moet schriftelijk zijn vastgelegd in een ouderschapsplan en/of echtscheidingsconvenant.
De Belastingdienst kan bewijsstukken opvragen voor de beoordeling van de heffingskorting. Zoals het ouderschapsplan of het echtscheidingsconvenant, maar ook een agenda, kalender of andere onderliggende stukken, waaruit blijkt dat de gemaakte afspraken zijn nagekomen.

5. Bijleenregeling eigen woning
Omdat de laatste jaren veel woningen van eigenaar zijn gewisseld, verdient de bijleenregeling eigen woning extra aandacht. De bijleenregeling eigen woning is van toepassing in de situatie waarin een eigen woning wordt verkocht met een hogere waarde dan de eigen woningschuld. Dit betekent dat geld overblijft na de aflossing van de eigenwoningschuld, ook wel de eigenwoningreserve genoemd.
Als de belastingplichtige binnen een periode van 3 jaar opnieuw een eigen woning verwerft, kan hij niet de volledige eigenwoningrente aftrekken. De rente die u maximaal kunt aftrekken is de aankoopprijs van de nieuwe eigen woning minus de eigenwoningreserve.
Meer informatie vindt u op de pagina Bijleenregeling op www.belastingdienst.nl

5. Gecombineerde opgave 2018 open

Doet u voor uw klant de Gecombineerde opgave bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl)? Vanaf 1 maart staat de Gecombineerde opgave 2018 klaar. U kunt de opgave invullen tot en met 15 mei 2018.
Met de opgave geeft u gegevens door voor de Landbouwtelling en de mestwetgeving. Ook kunt u uitbetaling van betalingsrechten en een aantal subsidies aanvragen. De glastuinder vult in de opgave de emissieaangifte in.
Alle informatie over de Gecombineerde opgave 2018 vindt u op de website van RVO.

4. UWV verzendt voorlopige berekeningen LIV

Tussen 1 maart en 14 maart 2018 ontvangen werkgevers een voorlopige berekening van het lage-inkomensvoordeel (LIV). Vraag deze bij uw klant op!
In de voorlopige berekening staat voor welke werknemers en voor welke bedragen een werkgever in aanmerking komt voor het LIV. De berekening is gebaseerd op aangiften loonheffingen en correcties over 2017 die tot en met 31 januari 2018 zijn ingediend.
Klopt de voorlopige berekening niet of mist u nog gegevens? Dan hebt u tot en met 1 mei 2018 de tijd om correctieberichten in te dienen. Correctieberichten na 1 mei 2018 worden niet meegenomen in de definitieve berekening van het LIV.

  • 1
  • 2