8. Grenswerkers en AOW’ers toegevoegd aan Tozo-regeling

Het kabinet gaat op verzoek van de Tweede Kamer regelen dat ook grenswerkers en AOW’ers aanspraak kunnen maken op de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo). Bij het berekenen van de inkomensondersteuning tellen alleen inkomsten mee voor werk dat is verricht in de periode waarvoor de ondernemer de Tozo aanvraagt. Dit schrijft staatssecretaris Van Ark (SZW) vandaag aan de Tweede Kamer.

Grenswerkers

Zelfstandig ondernemers die in Nederland wonen en een bedrijf hebben in een ander EU-land komen, kunnen als zij aan de voorwaarden voldoen, in aanmerking komen voor bijstand voor levensonderhoud op grond van de Tozo-regeling. Zij doen de aanvraag in hun woongemeente. Voor eventuele financiele ondersteuning van hun bedrijf zijn zij aangewezen op het land waar het bedrijf gevestigd is. Zij komen dus alleen in aanmerking voor de inkomensondersteuning en niet voor het bedrijfskrediet.

Zelfstandigen die in een ander EU-land wonen en in Nederland gevestigd zijn, kunnen in aanmerking komen voor een bedrijfskrediet, maar niet voor inkomensondersteuning. Voor inkomensondersteuning kunnen zij een beroep doen op de sociale bijstand in hun woonland. Voor deze zelfstandigen, die geen woonplaats hebben in Nederland, wordt nog bepaald in welke gemeente(n) zij hun aanvraag kunnen doen.

AOW-gerechtigden

Ook zelfstandigen met de AOW-gerechtigde leeftijd kunnen binnenkort binnen de Tozo-regeling een bedrijfskrediet aanvragen tegen lage rente. De lening heeft een looptijd van drie jaar en hoeft tot januari 2021 niet te worden afgelost.

Voor de groepen die worden toegevoegd aan de Tozo-regeling geldt dat zij hun aanvraag kunnen doen zodra de ministeriële regeling die de uitbreiding regelt van kracht is. Deze is naar verwachting eind april gereed. Ondernemers kunnen Tozo-aanvragen tot en met 31 mei indienen bij hun gemeente, voor maximaal drie maanden in de periode tussen 1 maart en 31 augustus 2020. Aanvragen kunnen dus ook met terugwerkende kracht worden ingediend.

De Tozo in het kort

Vanuit de Tozo kunnen zelfstandigen een beroep doen op twee voorzieningen: inkomensondersteuning en een lening voor bedrijfskapitaal. De inkomensondersteuning is gebaseerd op het sociaal minimum, het bedrag dat mensen nodig hebben voor levensonderhoud. Voor gehuwden en samenwonenden wordt het inkomen aangevuld tot een bedrag van 1500 euro netto. Voor alleenstaanden is dit 1050 euro netto. De lening voor bedrijfskapitaal kent een maximum van 10.157 euro. Om inkomensondersteuning te verkrijgen, moet de zelfstandige verklaren dat deze verwacht dat het inkomen daalt tot onder het sociaal minimum als gevolg van de coronacrisis.

Gemeenten, die de Tozo uitvoeren, hebben tot nu toe circa 300.000 aanvragen ontvangen. Dinsdag 21 april is de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) gepubliceerd in de Staatscourant. Vanaf die datum kunnen gemeenten zelfstandig ondernemers op grond van deze regeling formeel bijstand voor levensonderhoud en/of een lening voor bedrijfskrediet verstrekken. Veel gemeenten hebben zelfstandig ondernemers al geholpen met een voorschot, dat nu met de Tozo-uitkering kan worden verrekend.

7. Betaalpauze voor hypotheekverplichtingen

Kredietverstrekkers zoals banken willen klanten de mogelijkheid bieden een betaalpauze van rente en aflossing aan te gaan voor maximaal zes maanden, als zij tijdens de coronacrisis tijdelijk niet aan hun betalingsverplichtingen kunnen voldoen. Voor hypotheken waarvoor een fiscale aflossingsverplichting geldt, moet dit volgens de huidige fiscale regels bij een pauze in 2020, uiterlijk in 2021 worden terugbetaald. Een nieuw beleidsbesluit regelt twee zaken: ten eerste hoeft de aflossingsachterstand niet uiterlijk 31 december 2021 te worden betaald, maar kan deze (direct) worden uitgesmeerd over de resterende looptijd (van maximaal 360 maanden). Ten tweede kan een klant in plaats hiervan kiezen om zijn resterende lening te splitsen. Hierdoor hoeft de maximaal zes maanden achterstand niet per definitie te worden uitgesmeerd over de resterende looptijd, maar kan dit ook apart binnen bijvoorbeeld vijf jaar worden afbetaald. De overheid biedt hiermee meer mogelijkheden tot maatwerk. Naar verwachting kunnen 60.000 hypotheekhouders hier gebruik van maken.

6. Uitstel inwerkingtreding wetsvoorstel Wet excessief lenen bij eigen vennootschap

Het wetsvoorstel ‘Wet excessief lenen bij eigen vennootschap’, dat als doel heeft om fiscaal gedreven belastinguitstel door directeur-grootaandeelhouders (dga’s ) te ontmoedigen, wordt een jaar uitgesteld tot 1 januari 2023. Dga’s hebben zo meer tijd, tot eind 2023, om zich voor te bereiden en schulden aan de eigen vennootschap die hoger zijn dan € 500.000 (exclusief eigenwoningschulden) af te lossen. Circa 11.000 ondernemers hebben profijt van deze maatregel.

5. Fiscale coronareserve in de vennootschapsbelasting

Om ervoor te zorgen dat zo veel mogelijk geld bij de bedrijven blijft, wordt het mogelijk om verliezen die bedrijven die belastingplichtig zijn voor de vennootschapsbelasting dit jaar verwachten te lijden, alvast in aanmerking nemen bij het bepalen van de winst van 2019. Normaal kan dit ‘verrekenen’ pas plaatsvinden bij het doen van de aangifte vennootschapsbelasting 2020, wat niet eerder dan begin 2021 of later zal zijn. Het kabinet vindt het onwenselijk als bedrijven zo lang moeten wachten op die mogelijkheid. Daarom zal het kabinet het voor deze bedrijven mogelijk maken om voor de vennootschapsbelasting het verwachte verlies voor het jaar 2020 door de coronacrisis als fiscale coronareserve ten laste van de winst van het jaar 2019 te brengen. Hierbij geldt dat deze coronareserve niet hoger mag zijn dan de winst van 2019. Gemiddeld ontvangt een BV daardoor 25.000 euro al in 2020 in plaats van in 2021. Naar verwachting hebben circa 125.000 bedrijven profijt van deze maatregel.

4. Werkkostenregeling

Via de werkkostenregeling kunnen werkgevers onbelaste vergoedingen aan werknemers geven. De vrije ruimte die werkgevers hebben om deze onbelaste vergoedingen te geven wordt eenmalig verhoogd van 1,7% naar 3% voor de eerste € 400.000 van de loonsom per werkgever. Werkgevers die daar ruimte voor hebben kunnen hun werknemers in deze moeilijke tijd extra tegemoet te komen, bijvoorbeeld door het verstrekken van een bloemetje of een cadeaubon. Dit kan ook een boost geven aan sectoren die sterk getroffen zijn door de crisis.

  • 1
  • 2