3. Wiebes informeert Kamer over hoofdlijnen belastingherziening

Het kabinet wil het uitzicht op lastenverlichting benutten door de lasten op arbeid fors te verlagen. Op hoofdlijnen is hierdoor een combinatie van maatregelen mogelijk. In een brief aan de Tweede Kamer worden de volgende maatregelen genoemd:

I) Daling van de lasten op arbeid met de genoemde 5 mld per jaar
Een daling van de lasten met €5 mld leidt tot een daling van inkomstenbelasting van gemiddeld circa €800 per werkend huishouden. Om tot een wezenlijke groei van werkgelegenheid te komen wordt de lastenverlichting vooral gericht op werkenden. In dat kader zijn de volgende maatregelen uitgewerkt:
· Een impuls in de inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK)
(ca. €0,25 mld) en een verhoging van de kinderopvangtoeslag (eveneens ca. €0,25 mld) om de arbeidsparticipatie van werkende ouders met jonge kinderen te bevorderen.
· Een gericht loonkostenvoordeel om het voor werkgevers aantrekkelijker te maken mensen met lage inkomens aan te nemen (ca. €0,50 mld).
· Een forse intensivering van de arbeidskorting voor inkomens tot ongeveer €50.000 (ca. €2,50 mld).
· Een verlaging van de tarieven in de tweede en derde belastingschijf met circa 2%-punt (ca. €2,70 mld).
· Een verhoging van het aangrijpingspunt van het toptarief (ca. €0,90 mld). Hierdoor gaan mensen vanaf een hoger inkomen het tarief van 52% betalen. Hiermee wordt het aangrijpingspunt van het toptarief meer vergelijkbaar met wat in andere landen gebruikelijk is.
· Medefinanciering van deze maatregelen door een volledige afbouw van de algemene heffingskorting (ca. -€2,10 mld).
Door deze maatregelen gaan werkende huishoudens er gemiddeld 1,5% tot 3% in koopkracht op vooruit, terwijl de koopkracht van niet-werkenden stabiel blijft. In de nadere uitwerking zal aandacht gegeven worden aan de positie van specifieke groepen.

II) Vereenvoudiging van het belastingstelsel
Om het stelsel te vereenvoudigen, de belastingwetgeving begrijpelijker en beter uitvoerbaar te maken, wil het kabinet:
· Een vereenvoudiging van de uitvoering door het proces te dejuridificeren, zoals toegelicht in de uitwerking van de Brede Agenda, die het kabinet onlangs naar de Tweede Kamer heeft gestuurd.
· Jaarlijks vereenvoudigingsvoorstellen opnemen in het Belastingplan. Het kabinet heeft maatregelen geïnventariseerd en zal in het Belastingplan 2016 de eerste voorstellen meenemen.
· Een nieuwe financieringssystematiek voor de kinderopvangtoeslag. Dit leidt tot minder administratief gedoe voor de burger. Het kabinet is gestart met de voorbereiding van de implementatie en uitwerking hiervan. Daarbij zullen de inrichting van de toezichtketen, de ICT-infrastructuur en de uitvoeringskosten worden getoetst.

III) Herziening autobelastingen
Het kabinet komt met voorstellen om de doelmatigheid van de duurzaamheidsprikkels voor auto’s te verhogen. Daarnaast wordt ingezet op een beter uitvoerbaar en minder fraudegevoelig belastingsysteem. Al met al leiden deze voorstellen tot minder marktverstoring en meer robuuste belastinginkomsten. De maatregelen worden uitgewerkt in de Autobrief II die op korte termijn aan de Tweede Kamer wordt gestuurd.

IV) Aanpak belastingontwijkingsmogelijkheden
Het kabinet werkt maatregelen uit om onbedoelde belastingontwijking door dga’s tegen te gaan in lijn met een eerder door de Kamer aangenomen motie (aanpak fiscaal gedreven emigratie).

V) Hervorming van de vermogensrendementsheffing
Veel belastingplichtigen in box 3, vooral degenen met alleen een spaarrekening, hebben het gevoel belasting af te dragen over een opbrengst die er niet is geweest. Een heffing op basis van ieders werkelijk in dat jaar gerealiseerde rendement wordt door velen als gewenste oplossing genoemd, maar is zeer complex en binnen afzienbare termijn voor de Belastingdienst niet uitvoerbaar. Het kabinet heeft daarom een alternatief uitgewerkt waarin het rendement per vermogenstitel (spaarsaldo, aandelenportefeuille, onroerend goed) periodiek wordt herijkt op basis van in de markt gerealiseerde rendementen. De vermogensmix van de belastingplichtige wordt langs forfaitaire maatstaven gedifferentieerd, zodat die gemiddeld beter aansluit bij de genoten rendementen. Het tarief van 30% blijft ongewijzigd. Het kabinet beziet de mogelijkheden van een uitvoerbare tegenbewijsregeling.

Tot slot
Een pakket van maatregelen langs deze lijnen geeft op langere termijn circa 35.000 extra banen, in belangrijke mate ook aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Verder gaan werkende huishoudens er gemiddeld 1,5% tot 3% in koopkracht op vooruit, terwijl de koopkracht van niet-werkenden stabiel blijft.

2. Hoofdlijnen Autobrief II

Verlaging motorrijtuigenbelasting (MRB) voor reguliere personenvoertuigen met gemiddeld 2%; dit wordt mede mogelijk gemaakt door een verhoging van de MRB van de meest vervuilende dieselpersonen- en dieselbestelauto’s.
Zuinige personenauto’s in het kleine en middensegment worden minder zwaar belast.
Verlaging van het algemene bijtellingspercentage van 25 naar 22.
Verlaging van de belasting van personenauto's en motorrijwielen (BPM) geleidelijk tot 2020 met gemiddeld 12%.
Stapsgewijze vermindering van het aantal bijtellingscategorieën van vier naar twee.
Behoud van de fiscale stimulering van nulemissievoertuigen.
Vermindering van de fiscale stimulering van plug-in hybridevoertuigen.
Dit heeft de volgende gevolgen:
Nulemissie-auto’s....
- blijven profiteren van een bijtellingspercentage van 4 tot een catalogusprijs van € 50.000;
- behouden de vrijstelling in de MRB;
- behouden de vrijstelling in de BPM.
Plugin hybride auto’s....
- worden in de bijtelling stapsgewijs meer en meer als reguliere auto’s behandeld;
- worden in de MRB en de BPM ook meer en meer als reguliere auto’s behandeld.
Reguliere auto’s....
- worden bij aanschaf minder zwaar belast, vooral als het zuinige auto’s betreft;
- krijgen een lager bijtellingspercentage (van 25 naar 22);
- worden in de MRB iets goedkoper door een lagere MRB, met uitzondering van de meest vervuilende dieselauto’s.

1. Autobrief II: Eenvoudiger, stabieler en meer milieuwinst / 2 bijtellingen: 4% en 22%

De ministerraad heeft op voorstel van staatssecretaris Wiebes van Financiën ingestemd met de Autobrief II. Dit voorstel voor aanpassing van het systeem van autobelastingen wordt nu aan de Tweede Kamer aangeboden. 
Het fiscale beleid voor auto’s heeft de afgelopen jaren een verandering in gang gezet die hard nodig was. Het stimuleringsbeleid voor zuinig rijden uit de periode vanaf 2008 is inmiddels grotendeels overbodig geworden door de opkomst van Europees bronbeleid. Het huidige systeem van autobelastingen is daardoor nu nodeloos complex, met veel marktverstoring als gevolg. Ook leveren de autobelastingen geen efficiënte bijdrage meer aan een schoner en zuiniger wagenpark en zorgen ze voor instabiele belastinginkomsten.
De nieuwe Autobrief schetst hoe het kabinet van 2017 tot en met 2020 de autobelastingen eenvoudiger wil maken, gericht op een stabiele stroom aan belastinginkomsten en met meer milieuwinst. Dat doet het kabinet door de autobelastingen minder afhankelijk te maken van CO2-uitstoot en in te zetten op een streng Europees bronbeleid. Het kabinet richt de fiscale prikkels op segmenten waar het effect groot is. Emissieloos rijden wordt gestimuleerd door de bijtelling voor volledig elektrische auto’s op 4% te houden. Voor alle andere auto’s gaat de bijtelling vanaf 2019 naar 22%.
De aanschafbelasting BPM gaat stapsgewijs naar beneden met in totaal 12% in 2020. De motorrijtuigenbelasting daalt voor iedereen. Alleen eigenaren van oude diesels die zonder fabrieksroetfilter zijn geleverd en tot honderd keer meer vervuilen dan nieuwe modellen, gaan vanaf 2019 meer betalen.
Met de Autobrief II wordt zuinig rijden gericht en efficiënt gestimuleerd. De aandacht voor luchtkwaliteit wordt substantieel versterkt. En voor particulieren wordt zowel de aanschaf als het autobezit goedkoper.

  • 1
  • 2