4. Kamerdebat: Wiebes voelt niks voor afschaffen fiscale eenheid

De Tweede Kamer heeft op 6 september 2016 met staatssecretaris Wiebes (Financiën) gedebatteerd over het wetsvoorstel aanpassing fiscale eenheid (34 323). Tijdens het debat bleek dat het wetsvoorstel op een ruime Kamermeerderheid kan rekenen.
Wiebes heeft de Kamer toegezegd een aantal vragen van meer technische aard nog schriftelijk te zullen beantwoorden. Daarmee werd de eerste termijn van de plenaire behandeling beëindigd. Na de schriftelijke beantwoording van de vragen zal het debat worden voortgezet. Vervolgens zal daarna worden besloten wanneer over het wetsvoorstel zal worden gestemd.

Afschaffen fiscale eenheid niet aan de orde

Tijdens het debat stelde het Tweede Kamerlid Merkies (SP) indirect de vraag aan de orde of het niet beter is de fiscale eenheid af te schaffen. Maar Wiebes voelt daar helemaal niks voor omdat de fiscale eenheid van groot belang is voor het bedrijfsleven en vooral voor het mkb.
Wiebes: “De fiscale eenheid maakt het mogelijk om een concern te organiseren in verschillende onderscheiden vennootschappen zonder dat dat concern daarvoor wordt gestraft.
Deze manier om de economische werkelijkheid te volgen en tegelijkertijd een passende juridische onderorganisering te maken, is eigenlijk vooral voor het mkb van belang. Het gaat dus niet of nauwelijks over grote bedrijven. 97,5% van de aantallen is mkb. Er is nóg een partij die baat heeft bij het instituut van de fiscale eenheid, namelijk de Belastingdienst. Ook die organisatie zou er bij het afschaffen ineens 200.000 klantjes bijkrijgen zonder dat er iets wezenlijks verandert aan de hoeveelheid bedrijvigheid in Nederland. Dat is geen voordeel, want de Belastingdienst heeft veel te doen. De controle vraagt aandacht, en ook constructiebestrijding op allerlei manieren vraagt aandacht. Mensen moeten aan de telefoon netjes te woord worden gestaan en er moet voor worden gezorgd dat iedereen foutloos wordt behandeld. Dat zijn allemaal grote uitdagingen voor de Belastingdienst. Laten we dus niet elders extra taken creëren.”

Verruiming overgangsregeling bezitseis bespreekbaar

Onder de huidige regeling is voor een fiscale eenheid vereist dat een belastingplichtige middellijk of onmiddellijk ten minste 95% van de juridische en economische eigendom van de aandelen in de te voegen Nederlandse vennootschap bezit. De Hoge Raad acht, blijkens het zogenoemde STAK-arrest (18 juni 2010,ECLI:NL:HR:2010:BK3803), voor de bepaling van de juridische eigendom de materiële zeggenschap beslissend. In het kader van de wijziging van de regeling voor de fiscale eenheid, waardoor onder omstandigheden eveneens buitenlandse entiteiten in de beschouwing moeten worden betrokken, wordt in het wetsvoorstel een aanpassing van voornoemd vereiste voorgesteld op basis waarvan een belastingplichtige voortaan ten minste 95% van de gehele juridische en economische eigendom van de aandelen moet bezitten. De juridische eigendom moet daarbij zowel formeel als materieel berusten bij een of meer belastingplichtigen die van de fiscale eenheid deel uitmaken, dan wel bij een top- of tussenmaatschappij. In de situatie dat (een deel van) de aandelen (is of) zijn gecertificeerd, wordt derhalve niet voldaan aan het vereiste dat de gehele juridische en economische eigendom in het bezit is, tenzij de certificering geschiedt via bijvoorbeeld een bv die zelf ook deel uitmaakt van de fiscale eenheid. Voor bestaande gevallen wordt voorzien in een overgangstermijn van kortweg twee jaar na indiening van dit wetsvoorstel.
Tijdens het debat vroeg het Tweede Kamerlid de Vries (VVD) waarom er eigenlijk een overgangsregeling van twee jaar is.
Wiebes: “De gedachte hierachter was de volgende. Het gaat om een zeer beperkt aantal gevallen, die ook elk zeer beperkt nadeel ondervinden, maar dat is een inschatting. We hebben twee jaar opgeschreven; misschien hadden we ook drie jaar kunnen opschrijven. Laat ik het zo zeggen: als nu of straks blijkt dat er brede overeenstemming over is dat twee jaar niet het goede getal is, dan kan ik best een ander getal opschrijven. Maar ik moet wel streng zijn op het punt dat het op zeer overzienbare termijn tot een einde moet komen, want anders komen de risico's weer terug. Als de termijn dus zeer overzienbaar is en er breed democratisch draagvlak voor is om daar net een ander getal van te maken, staan mijn oren wijd open en hoor ik dat graag aan van de Kamer.”

Geen evaluatie
Merkies opperde tijdens het debat de gedachte of een evaluatie drie jaar na de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel noodzakelijk is, maar Wiebes voelt hier niets voor. Wiebes: “Een formele evaluatie doe je van iets wat je net zo goed kunt afschaffen. We worden hiertoe gedwongen. Dit is een verplichte reparatie.”

Relatie met Belastingplan 2017
Het wetsvoorstel kost de schatkist structureel € 41 miljoen. Een deel daarvan zal voorlopig worden gefinancierd door een tijdelijke verhoging van de Awf-premie (een premiedeel, op grond van de Wfsv, dat ten gunste komt van het Algemeen werkloosheidsfonds). Het Tweede kamerlid Omtzigt (CDA) noemde het putten uit de AWf-premie "cru".
Wiebes noemde de gekozen oplossing "op zijn minst onelegant", maar dat het gaat om een tijdelijke oplossing omdat er even geen andere dekking beschikbaar was.
Wiebes: ” Je kunt zeggen: het is geleend, het wordt er niet uit gehaald. Dat zou ook niet netjes zijn. De "terugploeg" gaat over de jaren 2018 en 2019 en het dekkingsvoorstel daartoe zit bij het Belastingplan. Dit wordt dus gewoon weer netjes teruggelegd, want het is "onelegant" of, in de woorden van de heer Omtzigt, "cru". Maar volgens mij zijn we het eens. Dat moet netjes gebeuren.